Brandlucht, de nieuwe roman van Erik Vlaminck, speelt zich af in Canada, in een gemeenschap van geëmigreerde Vlamingen. Een gesprek over duivenkoten, de Vlaamse identiteit en de minnares van Yves Leterme.
'Mijn roman Wolven huilen van 1993 speelt zich af in Canada. Daarom verbleef ik in het begin van de jaren negentig twee keer een tijdje in Canada en logeerde ik bij een Vlaamse immigrante', vertelt Erik Vlaminck. 'Na een tijdje kon zij mijn interessesferen zo'n beetje inschatten. Ze raadde me aan om Delhi, in Zuid-Ontario, te bezoeken. Delhi heeft een gemeenschap van Belgen - het zijn allemaal Vlamingen, maar ze zullen het hier altijd 'België' blijven noemen - die in de jaren zestig geëmigreerd zijn en zich vastklampen aan de gewoonten van toen. De tijd is er blijven stilstaan. Er is een Vlaamse slager en een café dat voor hetzelfde geld in een Vlaams dorp zou kunnen staan. Op het kerkhof dragen de grafstenen Nederlandse teksten - daar heb ik trouwens alle namen voor de roman gehaald. En je ziet in heel Canada geen duivenkot, maar in Delhi: overal. Ik vond dat ik daar iets mee moest doen. Bedenk dat duiven symbolisch heel bruikbare beesten zijn: ze keren altijd terug naar huis. Net als de personages, die zich niet kunnen losmaken van hun wortels.'
'Ik woon in Borgerhout. Daar zie je net hetzelfde: de Marokkanen houden zich vast aan de cultuur van Marokko zoals die was toen ze vertrokken.'
Ontsnappen
'In heel veel van mijn boeken draait het om een zoektocht naar identiteit. Kunnen mensen ontsnappen aan hun voorouders, aan de omgeving waar ze uitkomen, aan hun bouwstenen? Ook al brand je de boel af, de fundamenten blijven. Ik denk dat je er nooit helemaal van afgeraakt.'
Brandlucht is van kaft tot kaft een genoegen. Met benijdenswaardige flair laat Erik Vlaminck zijn roman van de jaren zestig naar de 21ste eeuw zappen, van Canada naar de Kempen en terug. Centraal staat Elly, dochter van een Nederlandse moeder en een Vlaamse vader. Die vader gaat er op een dag vandoor; Elly zoekt uit wat hem daartoe bewogen heeft. Niet alleen de feiten zijn een onaangename verrassing: de lezer ziet ook hoe de beslissing van Gaston voortwoekert tot in het leven van zijn kleindochter. Bij momenten is dit een heftige roman. De sleutelzin is: 'Als iets niet meer leefbaar is, kan het beter afbranden.' Wraak nemen de personages het liefst met een doosje lucifers.
Veel van uw werk is gebaseerd op waargebeurde feiten. Hebben de personages uit 'Brandlucht' ook echt door Delhi gelopen?
'De verhalen in deze roman heb ik onder meer horen vertellen in The Belgian Hall, een Belgisch café in Canada. Ze zijn uitvergroot, gefragmenteerd, met elkaar verbonden... Er is niet één bron voor Brandlucht.'
Moet je geluk hebben om op zulke verhalen te botsen?
'Dat is geen geluk: je moet het zien. Neem mijn romancyclus over mijn familie. Mensen zeiden me wel eens dat ik geluk had, omdat er zo veel in mijn familie gebeurd zou zijn. Dat is niet waar. Er gebeurt evenveel in eender welke familie, maar je moet het willen zien.'
'Mijn vrouw heeft ooit eens gezegd dat het toch straf is dat iemand met zo weinig fantasie als ik zoveel boeken kan schrijven. Dat klopt, hoor. Ik moet alles gezien hebben, ik moet overal geweest zijn. Je kunt heel veel opzoeken op internet, maar het lijkt alsof die informatie dan te snel binnenkomt, zodat ze me niet raakt. Research doen in archieven is meer mijn natuurlijke snelheid. Voor Gastons jeugd in Geel heb ik opzoekwerk gedaan naar wezen die in Geel werden geplaatst, ook al hadden ze geen psychische problemen. In het boek levert dat misschien drie pagina's op, maar ik pluis het heel precies uit. Dat is een dwangmatig trekje van me: de feiten moeten minstens kúnnen kloppen.'
De passage over Gastons tijd in Geel is een beetje een valstrik: het lijkt even alsof psychische problemen zijn gedrag kunnen verklaren, maar die blijkt hij helemaal niet gehad te hebben. U verleidt de lezers tot conclusies die u vervolgens weerlegt. Waarom?
'Laatst, toen de kranten volstonden over de zogenaamde minnares van Leterme, was de conclusie meteen: die vrouw mankeert iets. Maar we kennen de situatie niet, we kennen haar voorgeschiedenis niet. Mensen trekken zo snel conclusies. Dat is een van de redenen waarom ik in Brandlucht vanuit verschillende perspectieven schrijf: je krijgt verscheidene invalshoeken, maar op het einde ken je de waarheid nóg niet. Hoe meer informatie je hebt, hoe minder kans op waarheid.'
Als we Elly's moeder zien door Elly's ogen, lijkt het een vreselijk mens, maar Elly's dochter kan het juist uitstekend vinden met haar grootmoeder. Wie heeft gelijk?
'Allebei een beetje. Belangrijker is dat grootouders hun kleinkinderen heel anders behandelen dan hun kinderen. Het zijn dezelfde mensen, maar met de kleinkinderen zullen ze op een veel minder dwingende, beklijvende manier omgaan. Kleinkinderen kijken dus ook anders naar die mensen dan hun kinderen. Daarnaast is er natuurlijk ook het vermoeden dat er bij Elly een paar dingen niet in de haak zijn. Dat vertekent haar realiteit.'
U speelt met de grens tussen normaal en abnormaal.
'Een volstrekt subjectieve grens. Iedereen kent, van ver of van nabij, iemand die psychische problemen heeft. Dat zit in elk leven. En je weet pas zeker dat iemand problemen heeft als de grens al een hele tijd gepasseerd is. In het psychiatrisch centrum waar ik werkte, werd ook altijd gezocht naar de druppel die ervoor had gezorgd dat mensen de trappers kwijtraakten. Maar die druppel is onbelangrijk. Het gaat om de emmer die stilaan vol raakt. Het is niet zo moeilijk voor een schrijver om dé druppel te tonen, met een aanwijzing of een metafoortje. Maar wat leer je daaruit?'
Hoewel 'Brandlucht' een realistische roman is, permitteert u zich stereotypen: de rechtlijnige Hollandse, de foefelende Vlaming, bepaalde genderclichés ook...
'Ik wil het cliché niet mijden als het nuttig is. Het blijft mij verwonderen hoe de samenleving, ook vandaag nog, in stereotypen blijft denken. Gaston is van de generatie van mijn ouders. Hij vindt het niet goed dat vrouwen autorijden. Er zijn dingen voor mannen en er zijn dingen voor vrouwen, zegt hij. Maar wat stond er laatst in de krant? Dat het aantal terreinwagens blijft stijgen. En dat artikel bevat de opmerking: er zijn veel vrouwen die zo'n auto kopen. Dat is blijkbaar niet normaal, een vrouw die met een terreinwagen wil rijden. De misvattingen blijven gewoon bestaan.'
Zijn wij dan zo'n conservatief volk?
'Ik denk dat wel eens, ja. Voor het schrijven van Brandlucht heb ik drie maanden in Canada gezeten en daar is men toch een stuk vrijer in het omgaan met normen en handelingen. Je ziet daar vaker dan hier, bijvoorbeeld, homo's en lesbiennes hand in hand over straat lopen. Mijn fictieve Vlaamse gezinnetje integreert zich niet.'
'Er is nog een ander belangrijk punt: het verschil tussen stad en dorp. Ik heb een schrijfhuisje in Westmeerbeek, omdat ik in de stad niet tot schrijven kom. Het valt me altijd weer op dat het dorp en de stad zulke totaal andere werelden zijn. Hoe je met de buren omgaat, de sociale controle, wat er is qua cultuuraanbod... - alles is anders. Het onderscheid zou zelfs invloed hebben op je hersenen. Die werelden leven naast elkaar en volgens mij is die dualiteit heel belangrijk voor de politiek in ons land.'
Het spel met stereotypen draagt ook het risico in zich dat je verzeilt in uitlachclichés. Ik denk dan bijvoorbeeld aan een detail als het rolletje wc-papier, verpakt in een gehaakt jasje, dat op de hoedenplank van Gastons auto staat.
'Ik denk dat het verschil zit in het meenemen van de lezer. Je leeft mee met de personages en gaat begrip voor hen opbrengen. Dan is de neiging om hen uit te lachen kleiner. Dat rolletje wc-papier in een gehaakt jasje is lachwekkend, maar al veel minder als je een uur van je tijd in dat personage gestoken hebt en begrijpt dat hij trots is op dat ding. Het blijft koorddansen, hoor. Enerzijds teken je er mensen mee, letterlijk en figuurlijk. Anderzijds teken ik ze niet alleen maar met dát detail. Ik geloof in het verstand van de lezer.'
Hoe kijkt een schrijver als u, die expliciet werkt met Vlaamse stereotypen, naar het politieke debat over identiteit?
'Ik vermoed dat dit boek mijn antwoord op die vraag is. In het politieke debat haakt men dingen aan elkaar die niet bij elkaar horen. Ik hou van het Vlaams als taal - daarom speel ik er ook zo graag mee, daarom sprokkel ik elke dag sterke zinnetjes - maar daarom hoef ik nog niet boos te zijn op Frans- of anderstaligen. Identiteit valt hier te gemakkelijk samen met je afzetten tegen anderen. Ik vind dat het anders moet kunnen. In het boek haal ik onder meer humor uit de verschillen tussen het Vlaams en het Nederlands, maar die verschillen hoeven toch niet problematisch te zijn? We hebben te veel vijandbeelden. Wij Vlamingen tegen de Franstaligen, wij tegen de allochtonen... Gaston heeft die typische oogkleppen op. Hij praat zichzelf overal uit. Iedereen is tegen hem.'
'Brandlucht' is officieel uw achtste roman, maar uw hele vroege werk, van 1975 tot 1992, is verdwenen. Daar zitten romans bij, toneelteksten...
'Mijn proza was in de beginjaren erg experimenteel. Ik probeerde toen alle grenzen af te tasten, zeer ver door te gaan in stilistisch consequent zijn. Maar het was ook gewoon meegaan in experimenten die toen actueel waren en in beperkte kring zeer gewaardeerd werden. Het probleem is dat die boeken onleesbaar zijn. Ze zijn niet relevant. Het was alleen voor mij interessant.'
'Mijn zesdelige romancyclus ben ik beginnen te schrijven toen mijn ouders gestorven waren. Ik werkte voltijds in de welzijnssector, maar ik kon het schrijven niet laten. Ik had toen het gevoel dat ik mijn norm niet haalde, omdat ik het niet voltijds kon doen. Ten slotte heb ik gekozen voor mijn jongensdroom: schrijver worden. Dat is een van de redenen waarom ik mij nu engageer voor de Vlaamse Auteurs Vereniging. Als je goede schrijvers wil hebben, dan moet je de professionele omgeving creëren waarin die mensen voltijds kunnen schrijven.'
Verberg tekst