Het gebeurde in het Land van de Halve Maan. Toer en Ditta regeren het land met ijzeren hand. Azizi’s vader hangt hun portretten aan de muur. ‘Omdat het moet, zoonlief, omdat het moet’. Azizi plukt met zijn moeder jasmijnbloesems en zij rijgt ze met naald en draad tot bloemen en kransen. Op de binnenplaats van het paleis staat een grote kooi met blauwe vogels. Toer en Ditta vullen hun somptueuze leven met het vergaren van steeds meer rijkdom en het vangen en opsluiten van alle blauwe vogels. Onder hun bewind krimpen de mensen langzaam tot ze zo goed als onzichtbaar zijn, terwijl zijzelf opzwellen als luchtballonnen. Maar dan ontsnapt een klein blauw vogeltje uit de kooi. ‘Het is tijd’, vindt het. Azizi verzamelt voor hem alle jasmijnbloesems en samen vliegen ze naar het paleis. Met de naald in aanslag boren ze zich een weg door Toer en Ditta heen en al de gestolen rijkdom wordt de hemel in geslingerd. Ze bevrijden de blauwe vogels, de mensen krijgen hun normale omvang terug en de geur van jasmijn daalt over het land.
Azizi en de kleine blauwe vogel is Laïla Koubaa’s debuut. Je hoort in de openingszin: ‘niet zo lang geleden en niet zo ver hiervandaan’ de aanzet voor een averechts sprookje, eentje dicht bij ons bed en heel reëel. De schrijfster refereert duidelijk aan de Tunesische Jasmijnrevolutie, maar die klaarblijkelijke verwijzing betekent niet dat dit geen verhaal zou zijn met open plekken. Het kleine blauwe vogeltje dat de boodschap aan Azizi overbrengt, doet je aan Twitter denken, dat in de Tunesische revolutie een belangrijke rol speelde. Daarbij is de eindeloze slinger van aan elkaar geregen bloesems, waarmee het ver over land en zee reist en zijn doel bereikt, een passend en aantrekkelijk beeld. Maar is het vogeltje dat zijn vrijheid herwint niet ook de blauwe-vogel-van-het-geluk zoals in Maeterlincks sprookje? Koubaa dringt haar lezers geen betekenissen op. In de scène waar Azizi zijn moeder helpt bij het verwerken van de jasmijn, vat ze de dualiteit van een mooi land en een volk onder het juk van despoten, in één open zin: ‘Terwijl hij de draad rond een paar takjes draaide, dacht hij aan de portretten van Toer en Ditta en hij sloot zijn ogen.’ Ze heeft een mooie taal, Koubaa, en ze schrijft in verrassende beelden: ‘En de mensen konden weer ademhalen en groeiden als linzen, dansten als palmen en krulden als kalligrafieën.’
Het verbaasde mij dan ook dat Azizi en de kleine blauwe vogel na een aantal goed opgebouwde en aansprekende bladzijden over een onderdrukt land, zo gezwind op de oplossing afstevent. De redding van het land uit de greep van de tirannie, verloopt ‘pijlsnel’, jawel, en zonder een enkele struikelsteen. Te eenvoudig, vind ik, inhoudelijk in de eerste plaats. Waren en zijn de regimes waartegen de Arabische lente zich richt, niet veel te reëel voor zo’n triomfantelijk slot? En ik struikel ook over het beeld dat Koubaa kiest: een prik van de naald om een verdorven systeem restloos te laten verdwijnen. Maar ook verhaaltechnisch zit deze afwikkeling niet goed: het personage van Azizi zou meer om het lijf hebben wanneer hij ook daadwerkelijk een rol speelde. De bevrijding is bovendien een te wezenlijk onderdeel van het verhaal om zo snel te worden afgedaan. Een prentenboek hoeft niet de ambitie te hebben om de problematiek van de Arabische landen te vatten, en wie de link met de Jasmijnrevolutie niet legt — de jonge kinderen voor wie het boek bedoeld is, bijvoorbeeld — houdt toch een mooie parabel over. Maar een verhaal van repressie zo snel en luchtig dichtschrijven met een happy end past zelfs niet in de literaire sprookjessfeer.
De prenten, voornamelijk geschilderd in combinaties van warm geel en azuurblauw, zijn van de jonge, knappe illustrator Mattias de Leeuw, die in minder dan geen tijd zijn sporen heeft verdiend op de prentenboekenmarkt. Hij componeert boeiende, dynamische bladzijden waarbij hij de spread telkens optimaal benut. Hij laat taferelen over de bindmarge heen in elkaar overvloeien en combineert overvloed en drukte met stille eenvoud. De snelle beweging van de ruwe penseelstreken harmonieert perfect met de fijne pentekeningetjes. De Leeuw beheerst zijn wat nonchalant aandoende techniek; in een warreling van lijnen en kleuren wordt het oog altijd feilloos naar het focuspunt getrokken. Hij vat ook heel precies wat belangrijk is in het verhaal, in de dreiging die uitgaat van de enorme portretten van Toer en Ditta op de kleine man, bijvoorbeeld. En op de titelbladzijde al heeft hij de strekking van deze vertelling in een eenvoudig gekrabbeld pentekeningetje samengebald: in een grootse, dynamische beweging gaat diezelfde kleine man de verre blauwe vogel achterna.
Dit prentenboek is in een mooi formaat uitgegeven door de jonge uitgeverij Book Island, die gerund wordt door de West-Vlaamse Greet Pauwelijn (zie De Leeswelp 2013 nr. 4, p. 152-155). Zij is gestart met het uitgeven van vertalingen van Vlaamse prentenboeken in Nieuw-Zeeland. Azizi en de kleine blauwe vogel is haar eerste eigen uitgave. Een opgemerkt debuut voor de schrijfster en haar uitgever dus. Ik hoop van harte om in de toekomst nog meer te horen van Koubaa en Pauwelijn.
[Jen de Groeve]
Verberg tekst