Dit ABC-boek is een mooi voorbeeld van een originele samenwerking tussen dichter en illustrator. Sieb Posthuma liet zich inspireren door de dierengedichten van Ted van Lieshout. Hij maakte er tekeningen bij, één voor elke letter van het alfabet. Bij sommige letters bestond er nog geen gedicht, waarop Van Lieshout er een nieuw schreef. De nieuwe versjes zijn de kortste en de meest speelse. Achteraan in het boek noemt de dichter dit spelen met woorden in een gesprek met de tekenaar "puzzelen met taal". Zijn woordspelletjes zijn heel verschillend. In 'A' bevat de tweede regel een alliteratie op de z, een klank die het gedicht bij de 'B' domineert en zo het geluid van de bij nabootst. In dat speels-tedere gedicht over liefde steken nog andere woordspelletjes zoals het volgende "of moet een bij die bij een bij wil zijn die bij benoemen?" Het gedicht bij de 'Z', waar de 'A' al naar verwijst, is helemaal gebaseerd op alliteratie in de traditie van de kwel- en brabbelrijmen: "Op een zonnige z…
Lees verder
Dit ABC-boek is een mooi voorbeeld van een originele samenwerking tussen dichter en illustrator. Sieb Posthuma liet zich inspireren door de dierengedichten van Ted van Lieshout. Hij maakte er tekeningen bij, één voor elke letter van het alfabet. Bij sommige letters bestond er nog geen gedicht, waarop Van Lieshout er een nieuw schreef. De nieuwe versjes zijn de kortste en de meest speelse. Achteraan in het boek noemt de dichter dit spelen met woorden in een gesprek met de tekenaar "puzzelen met taal". Zijn woordspelletjes zijn heel verschillend. In 'A' bevat de tweede regel een alliteratie op de z, een klank die het gedicht bij de 'B' domineert en zo het geluid van de bij nabootst. In dat speels-tedere gedicht over liefde steken nog andere woordspelletjes zoals het volgende "of moet een bij die bij een bij wil zijn die bij benoemen?" Het gedicht bij de 'Z', waar de 'A' al naar verwijst, is helemaal gebaseerd op alliteratie in de traditie van de kwel- en brabbelrijmen: "Op een zonnige zomerdag/ bij Zandvoort zwommen/ zeven zorgeloze Zwijntjes/ zonder zwembroek in zee...". Bij de 'C' speelt Van Lieshout met delen van dierennamen: "Waterbuffels drinken water,/ melkkoeien drinken melk/ en Chimpansees champagne..." en bij 'G' met de dubbele betekenis ervan: "Geiten bokken/ hanen kraaien..." 'F' is een limerick, en 'U' is gebouwd op klinkerrijm: "Als uilen uien snijden huilen uilen dan?"
Andere speelse verzen zijn langere, verhalende of nonsensgedichten in de traditie van Annie M. G. Schmidt of Diet Huber. De meeste langere gedichten zijn echter bespiegelend en rijmen niet of sporadisch. Zo zijn er de verzen over de duif in huis die haar vrijheid zoekt, de invalide kip die juist door haar gebrek een menselijk trekje krijgt of over het dode konijn in de berm. Enkele van deze gedichten vind ik minder geslaagd, vooral wanneer de 'filosofie' te opdringerig en boven de hoofden van de kinderen wordt verwoord zoals in 'M': "ik zou meer om// motten willen geven, naar alle/ kanten evenveel houden van, want/ ook zelf ploeter ik rond op zoek// naar liefde."
Sieb Posthuma is vooral bekend door zijn prentenboeken over zijn eigen foxterriër Rintje. Hij tekent het liefste dieren en dat plezier spat ook van de pagina's in dit boek. Al op de schutbladen kun je een luimig dierenalfabet bewonderen, zonder tekst. Verder in het boek spelen teksten en illustraties voortdurend op elkaar in. Bij de 'A' van 'ansjovis' hebben de vissen op de prent een letter A als hoofd en bij de 'Q' vormt die letter het lijf van de hanen. Hierbij hoort het kortste gedicht uit de bundel, een doordenkertje: "- kele -". Bij de 'H' draagt het kind een mal badpak in de vorm van die letter. Bij de 'J' verbeeldt Posthuma de woordspelletjes van de dichter op verschillende manieren. De dame met boothals heeft een hals in de vorm van een stoomboot, en dan heb je de 'jakhals' nog niet gezien. Bij het vers over het dode konijn staan twee konijnen in deftig lijkschouwerpak bij een kist met konijnenoren. De X en de Y bieden een complete integratie van tekst en tekeningen. Bij die letters vond de dichter geen dieren, maar ze vormen wel de sporen van vogels (musjes en een spreeuw) in de sneeuw. De tekenpret blijkt ten slotte ook uit de gebruikte technieken, waarbij de illustrator zich uitleeft in collages van geschilderde vlakken, inktlijnen en geknipte en geplakte figuren.
Van Ansjovis tot Zwijntje is een heel gevarieerd, speels en kleurrijk dierenalfabet dat door het samenspel van teksten en illustraties de kijkers en lezers beurtelings of tegelijk amuseert, confronteert en inspireert. [Jan Van Coillie]
Verberg tekst