Toen Zora Neale Hurston in 1960 stierf, was ze 69; de Amerikaanse schrijfster had een beroerte overleefd en woonde in een opvanghuis. Ze werd begraven in haar roze kamerjas en slippers, in een naamloos graf. Haar buren hadden een collecte gehouden voor de begrafenis, maar een grafsteen zat er niet in. Het was een triest einde voor Hurston, die er een carrière als antropologe had opzitten en tussendoor vier romans schreef, waaronder het briljante En ze keken naar God van 1937.
Dat ze het moeilijk zou hebben als kleindochter van slaven in een witte wereld, daar wilde ze niet van horen. Slavernij was het verleden, vond Hurston. Zij keek vooruit, naar de kunstenaars van de Harlem Renaissance, naar New York, waar jazz groot werd en zwarten trots waren op hun erfenis. 'Ik huil geen tranen voor deze wereld, ik heb het te druk met het slijpen van mijn oestermes', schreef ze.
En toch werd het een leven van verlies. Een verlies dat begon toen zij, een zorgeloos meisje uit een geheel zwart stadje in Florida, op de stoomboot gezet werd naar een leven op een witte kostschool. Wat er precies gebeurde of gezegd werd op die boot verzweeg ze, maar het moet pijnlijk geweest zijn, en ontluisterend. 'Ik was niet langer Zora van Orange County, ik was nu een kleine kleurling. In mijn hart en in de spiegel werd ik donkerbruin - die kleur zou gegarandeerd niet uitlopen of vervagen'.
In 1927, het jaar dat ze bovenstaande woorden schreef, zette Hurston haar antropologenhoed op en toog ze naar Plateau in Alabama. Ze zou er de laatste overlevende van de slavenhandel interviewen. Een man die in 1859 op een boot was gezet als Yoruba en aan land ging als een ellendig hoopje slaaf. Hij verloor alles op die bootreis: zijn familie, zijn naam, zijn land, zijn waardigheid. Alles, behalve zijn kleur. Een leven van verlies, van het soort dat nooit eerder op schrift was gesteld.
Slavenhandelaars en tegenstanders hadden hun zegje gedaan in de loop van de geschiedenis. 'Maar geen woord van de zijde van de verhandelde waar. De gedachten van “het zwarte ivoor”, de klinkende munt van Afrika, hadden geen marktwaarde.' Dat wilde Hurston veranderen met Barracoon, het relaas van Oluale Kossola, of - zoals zijn Amerikaanse naam luidde - Cudjo Lewis.
Duizend beesten
In een huis zonder ramen, tussen aardappelplanten en perzikbomen, vond Hurston de 86-jarige Kossola, een man die overliep van verhalen en emoties, die tranen met tuiten huilde bij de gedachte aan zijn verloren 'Affica'. In een zuiders dialect gekleurd door West-Afrikaanse klanken vertelde hij het drama van zijn leven. Als negentienjarige was hij gevangengenomen door de koning van Dahomey, een beruchte slavenhandelaar. De ouderen van zijn dorp werden voor zijn ogen onthoofd door vrouwen met machetes. Kossola smeekte om zijn familie te mogen zoeken, maar 'de soldaten zeiden dat ze geen oren hadden om te horen huilen'.
Ook de witte mannen die de slaven keurden bij de 'barracoons', de slavenbarakken op het strand, hadden geen oren om te horen huilen. 116 mannen en vrouwen werden op het cargoschip Clotilda bijeengepakt, zonder ruimte, zonder kleren en bijna zonder drinkwater. Een helse overtocht van zeventig dagen - de zee 'gromde als duizend beesten in de bush'. En dan, aan land in Alabama, de scheiding van de lotgenoten. Na zijn familie, zijn grond, zijn trots was dit een zoveelste verlies. 'Ons verdriet was zo groot dat het leek alsof we eronder zouden bezwijken. Ik dacht dat ik in mijn slaap zou overlijden als ik over mijn mama droomde. O Heer!'
Bijna zes jaar zwoegde Kossola/Cudjo als slaaf, laadde en loste hij schepen, werkte hij op de plantages. Daarbuiten woedde de burgeroorlog, vochten de Yankees voor zijn vrijheid. Die kwam er in 1865. Toen de ex-slaven beseften dat ze nooit genoeg zouden kunnen verdienen om de boot naar het Afrikaanse thuisland te nemen, kochten ze land van hun vroegere eigenaars ('ze deden nog geen vijf cent af van de prijs') en bouwden een geheel zwarte 'African Town'. Daar trouwde Kossola met Abila, ze kregen zes kinderen. Tot het noodlot de verliezen opstapelde. Ziekte, racisme, moord, een ongeluk, een zoon die verdween. Een moeder die wegkwijnde van verdriet.
Toen Hurston Kossola in de zomer van 1927 opzocht, was hij weer zo alleen als hij aan land gekomen was. 'Het leek wel of het hele gezin niet wist hoe snel het moest wegkomen om op de heuvel te gaan slapen'. De heuvel, daar lag het familiekerkhof. Hurston fotografeerde hem daar en voor zijn huis - een weemoedige oude man in zijn beste pak en op blote voeten ('ik wil eruitzien alsof ik in Afrika ben, want daar wil ik zijn'). De interviewster bracht perziken mee, watermeloenen en ham. Ze liet Kossola praten zonder veel tussen te komen - het was zíjn verhaal, zijn taal, zijn bodemloze verdriet. Toen ze na twee maanden afscheid nam en weer naar New York trok, wilde Kossola mee, zo hecht was de vriendschap ondertussen.
Genie
Die warmte voel je in Barracoon, al blijft Hurston buiten beeld. Het zit hem in de manier waarop ze stil het huis uitglipt als Kossola overmand wordt door verdriet en alleen nog onsamenhangende klanken uitstoot. Het zit in haar geduld als de oude man niet wil praten, waarna ze het de volgende middag weer probeert. Het zit in haar weigering om Kossola's hoogstpersoonlijke dialect aan te passen aan het Engels, waardoor ze een 'njet' kreeg van de uitgevers. Zo bleef Barracoon ongepubliceerd en maakte het publiek pas in 2018 kennis met de slapende klassieker.
Barracoon is belangrijk omdat het een stem geeft aan een verloren ziel, een man die in elk opzicht slachtoffer was maar nooit op zoek ging naar wraak. Hij wilde alleen maar gehoord worden en zo geschiedde. Zelfs in de pas verschenen Nederlandse vertaling kan je Kossola 'horen', want het relaas in zijn eigen Engels-Afrikaanse idioom is toegevoegd. Alice Walker, schrijfster van The color purple, schreef het voorwoord. Zij ging schrijven vanwege Hurstons lichtend voorbeeld.
Walker gaf Hurston weer een stem, zoals Hurston dat voor Kossola deed. Ze zong Zora's lof, verspreidde haar werk. Ze plaatste met eigen geld een steen op het graf van haar voorgangster die zo eigengereid en briljant was dat haar boeken niet verkochten, die als meid de eindjes aan elkaar had moeten knopen en in haar roze kamerjas begraven werd. 'Zora Neale Hurston, genie van het Zuiden', zo staat op het graf. En de wereld, de witte wereld, leest eindelijk mee.
Zora Neale HurstonBarracoon. Oluale Kossola, overlevende van het laatste slavenschip. Vertaald door Robert Dorsman, De Geus, 272 blz., 18,50 €. Oorspronkelijke titel: 'Barracoon. The story of the last slave'.
Verberg tekst